Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Arrestatie in Londen Vlucht in verwarring


Bronnen Verslagen Nederlandse Enquête Commissie



Yüklə 310,34 Kb.
səhifə3/6
tarix14.04.2017
ölçüsü310,34 Kb.
#14097
1   2   3   4   5   6

Bronnen
Verslagen Nederlandse Enquête Commissie
Nationaal Archief Den Haag: nummmer 2.13.50, Nederlandse Militaire Missie en het Militair Bureau van het Gezantschap in Pretoria, 1941-1951.
Over de ramp met de Abosso zie ondermeer website: www.lind.org.zw/ships/dempster_line/abosso/abosso.htm

Hoofdstuk VIII


Arrestaties
Max Dijkhorst weet zich de arrestatie van zijn vader Johan nog vaag te herinneren. “Mijn vader was lid geworden van de Civil Protection Service, een soort burgerwacht, omdat hij om principiële redenen niet wilde dienen voor het Nederlandse leger en geen soldaat meer kon worden in de Zuid-Afrikaanse strijdkrachten. Gekleed in het uniform van de CPS is hij voor onze ogen door de politie meegenomen. Ik herinner het me vaag. Ik was toen een jaar of vier. Toen ik mijn vader drie jaar later terug zag herkende ik hem nauwelijks meer. Maar wat ik mij nog heel goed herinner is dat wij het als gezin de rest van de oorlog heel moeilijk hebben gehad. De gezinnen van weggevoerde zogenaamde weigeraars kregen geen enkele financiële tegemoetkoming van het gezantschap”. Dijkhorst is van de groep, die na vele petities uiteindelijk wordt gedeporteerd, met zijn 35 jaar dan één van de oudste en daarmee de natuurlijke leider.

Een dochter van één van de gearresteerde weigeraars wil op voorwaarde dat zij anoniem blijft en liefst niet zal worden geciteerd wel iets vertellen over haar ervaringen, Haar vader, sinds 1936 in Zuid-Afrika en die lid van de Ossewa Brandwag, besluit de oproep om als Nederlands dienstplichtige naar Engeland te worden gezonden naast zich neer te leggen. Zijn motieven: als OB-lid is hij fel anti-Brits, bovendien moet hij ook niets hebben van het Oranjehuis. De man besluit niet onder te duiken, want hij is er vast van overtuigd dat hij toch zal worden afgekeurd wegens een zwakke gezondheid. Het blijkt een onverstandige beslissing, want voor overste Koch, hoofd van de Militaire Missie, is hij niets anders dan een gewone dienstweigeraar. Hij wordt in 1942 door de politie hardhandig opgehaald en en als gevaarlijke misdadiger opgesloten in de gevangenis in Johannesburg. Met een aantal medegevangen gaat hij onder politiebewaking in een aparte wagon die als cel in ingericht naar Kaapstad en vertrekt kort daarna in het ruim van de Tarakan met nog zo’n 50 dienstweigeraars naar Suriname.

Voor zijn vrouw en dochter – er is ook nog een jonger zusje - komt de arrestatie als een vreselijk schok, De achtergebleven familie maakt zich erg ongerust. Na vele maanden krijgen zij dan eindelijk een eerste brief uit Suriname, maar deze blijkt zo drastisch te zijn gecensureerd dat er nog nauwelijks iets te lezen valt. Een vreselijke teleurstelling, die het moreel van moeder en dochter nog verder aantast.

De uitkering van zeven pond die zij per maand kunnen ophalen in een nabijgelegen stad is zwaar onvoldoende om van te leven. Om het hoofd boven water te houden verhuurt moeder het huis. Zelf huren zij tijdelijk steeds goedkopere en slechtere kamers met bedden vol luizen. De moeder neemt allerlei werk aan om de kost te kunnen verdienen. Zij haalt contributie op voor een organisatie, maar zij kan meer verdienen met op de naaimachine kleren te maken, waaronder werkkleding voor een ziekenhuis. De dochter wordt als zij een jaar of 16 is werk aangeboden. Zij is ontzettend blij met een baan om als leerling-journaliste bij een uitgever van tijdschriften. Eind 1946 is haar vader weer terug bij zijn gezin, Hij krijgt weer werk, maar die moeilijke periode van meer dan vier jaar zonder vader laat bij zijn oudste dochter nog lang diepe traumatische sporen na.


Leo Hoft, de laatste overlevende ‘dienstweigeraar’
Tot de jongste van die groep behoort de 18-jarige student Leo Hoft. Hij woont tegenwoordig in de buurt van Kaapstad en gelooft dat hij met zijn 84 jaar de laatste overlevende is van de mensen die naar Suriname zijn gestuurd.

Bij het uitbreken van de oorlog meldt Hoft zich bij de Zuid-Afrikaanse luchtmacht, maar wordt wegens zijn slechte ogen afgekeurd. Pogingen om later, begin 1942, een functie te krijgen bij de militaire meteorologische dienst lijden schipbreuk. “Bij die gelegenheid,” vertelt Hoft, “werd ik ‘ontmaskerd’ als Nederlandse dienstweigeraar en onder begeleiding van een lid van de Militaire Politie naar het gezantschap in Pretoria gebracht. Hier werd mij de wet op de Dienstplicht voorgelezen en werd mij verteld dat ik werd beschouwd als dienstweigeraar, Op een sluwe manier wist ik toen de op wacht staande MP te ontlopen en keerde terug naar Durban, waar ik studeerde. Mijn motieven om te weigeren waren ten eerste dat ik ervan overtuigd was dat de naar Engeland gevluchte koningin Wilhelmina niet het recht had mij op te roepen en ten tweede wilde ik absoluut niet als kanonnenvoer dienen voor een Nederlands showlegertje in Engeland”.

In juli 1942 wordt Leo Hoft in Durban gearresteerd, naar een gevangenis in Kaapstad overgebracht en opgesloten bij de andere aangehouden ‘weigeraars’. Tot op de huidige dag protesteert Leo Hoft tegen de kwalificatie van dienstweigeraar, omdat hij wel voor zijn nieuwe vaderland wilde vechten.

De mogelijkheid om zich voor de Nederlandse dienst te laten afkeuren heeft Hoft ook nooit overwogen.


Het dagboek van Piet Boer
Piet Boer wordt op donderdag 2 juli 1942 gearresteerd in Transvaal en opgesloten met nog zeven andere weigeraars. Boer wil geen soldaat worden op grond van pacifistisch-christelijke gronden. Hij mag nog wel afscheid nemen van zijn vrouw en drie zoontjes. In zijn dagboek schrijft Boer op zondag 5 juli:

“We hadden die noodlottige donderdagavond er nog een slachtoffer bijgekregen, ene Lettinga uit Bonnievale. Om tien uur ’s morgen gearresteerd arriveerde hij om zeven uur ’s avonds Van beroep is hij melkboer, getrouwd met een Afrikaanse vrouw en hij heeft een kind. Hij werd weggehaald om voor zijn zogenaamde vrijheid te vechten, te moorden en nog meer ellende te scheppen. Zo is het met bijna allen die hier zitten. Zij weigeren om moordenaar te worden, een denkbeeldige vrijheid te veroveren en ook uit politieke overwegingen en mijns inziens het allerbelangrijkste: weigeren uit gehoorzaamheid aan het Grote Gebod van Hem die het al regeert: Gij zult niet doden.”

Op 13 juli worden de mannen per vrachtwagen overgebracht naar de gevangenis aan de Roelandstraat in Kaapstad. In zijn dagboek schrijft Boer. “We stopten voor de gevangenis en zongen ‘In naam van Oranje doe open de poort’ en ineens werd de deur geopend en stonden we voor een aantal heren en beambten van de gevangenis,”

Op vrijdag 17 juli meldt Boer de aankomst van nog 40 weigeraars die zijn gearresteerd in Johannesburg, Pretoria en Durban en twee in het buurland Rhodesië. Bij deze groep zit ook Leo Hoft.

Anderen die niet durven te weigeren vanwege de aangekondigde sancties trachten wel te worden afgekeurd, zeker als bekend wordt dat die keuringen behoorlijk zwaar zijn en het voorwenden van politieke onbetrouwbaarheid ook al snel tot diskwalificatie leidt. Deze keuringen worden uitgevoerd door de Zuid-Afrikaanse Militaire Geneeskundige Dienst, omdat overste Koch, zelf officier van Gezondheid, dat als buitenlander wettelijk niet mag. Als Koch echter merkt dat er honderden potentiële dienstplichtigen op politieke gronden ongeschikt worden verklaard en zo de dans ontspringen, vraagt hij de autoriteiten of hij zelf toch ‘verdachte gevallen’ mag herkeuren. In zijn verhoor voor de Nederlandse Parlementaire Enquête Commissie zegt Koch:

“In de bepalingen van de oproep stond dat men politiek betrouwbaar moest zijn. Wanneer men dan opzettelijk kwam vertellen dat men politiek onbetrouwbaar was zat je met de moeilijkheden. Wij hebben toen weten door te drijven dat zij die zeiden dat ze politiek onbetrouwbaar waren aan de Staatspolitie konden worden opgegeven. Wij waarschuwden de mensen dat zij dan in een interneringskamp zouden komen. We hebben in het begin de mensen die politiek onbetrouwbaar waren moeten laten lopen. Zij waren actief bezig tegen ons te werken en toen hebben we hen laten oppakken als dienstweigeraars.”

Uit het hele verhaal dat Koch de Enquête Commissie voorhoudt blijkt dat in zijn visie dienstweigeraars voornamenlijk, zo niet uitsluitend, moeten worden gezien als anti-Brits en dus pro-Duits. Zij worden volgens hem opgestookt door Nazi-sympathisanten.
Klazien en Jan
Uit een brief die het linksgeoriënteerde Nederlandse echtpaar Klazien en Jan na de oorlog schrijft aan vrienden in Nederland komt een heel ander beeld naar voren. Een citaat: “De militaire attaché Koch was verre van tevreden over het optreden van zijn Engelse en Afrikaansche collega's die de keuring verrichtten. Koch werd een speciale gunst toegekend om op het Nederlandse consulaat de keuring uit te oefenen. Het optreden van deze op promotie beluste Koch heeft hem de gerechtvaardigde haat op het lijf gehaald. We betwijfelen sterk of deze nietsontziende ijveraar, die afgekeurden weer goedkeurde, zelfs de zo begeerde lof van zijn superieuren in ontvangst heeft genomen, daar vele Hollanders direct na aankomst in Engeland in hospitalen moesten worden opgenomen Er zijn zelfs gevallen voorgekomen dat Hollanders daar direct werden afgekeurd en met de eerste beste gelegenheid naar Zuid-Afrika werden teruggestuurd. De met woede ziedende [Nederlandse] diplomaten [in Zuid-Afrika] ontzagen zich zelfs niet om keuringsbesluiten te vervalsen. Tenminste één geval is ons bekend waarin de doktoren een Hollander afkeurden en het consulaat hem schriftelijk in kennis stelde dat hij goedgekeurd was. Die hele keuring was niets anders dan een wassen neus, dienstklopperij, het jagen naar promotie en het misbruik maken van het ambt.”

Koch was overigens geen militair attaché, noch diplomaat, maar gedroeg zich vaak wel als zodanig. Vandaar vermoedelijk de verwarring bij de briefschrijvers

Een andere populaire en effectieve manier om uit dienst te blijven is het zoeken naar een betrekking in de oorlogsindustrie. Dat betekent vrijstelling. Vooral in de wapenindustrie vallen veel plaatsen open van Zuid-Afrikanen die vrijwillig dienstnemen om te vechten aan het front. Nederlandse dienstplichtigen nemen hun plaatsen graag in. Dit tot ergernis van Koch..
Rechtszaken
Begin 1942, als de eerste weigerachtige dienstplichtigen met arrestatie worden bedreigd, beginnen een aantal van hen rechtszaken tegen premier Jan Smuts, de Nederlandse gezant Van Lennep en de chef van de Militaire Missie overste Koch. De Zuid-Afrikaanse kranten doen uitgebreid verslag van deze processen. Net als Jean Jacques Amand in Londen bestrijden ook deze mensen het recht van de Nederlandse regering in Londen om de dienstplicht af te kondigen. Smuts wordt verweten dat de Oorlogsmaatregel no. 1, die in januari ’42 is afgekondigd en die deportatie mogelijk maakt, niet wettig is. De rechter bepaalt dat die maatregel pas zal worden toegepast als blijkt dat degenen die een proces zijn begonnen in het ongelijk worden gesteld. Er gloort dus een beetje hoop.

Van de mensen die procederen krijgen Sjoerd Pietersma, Anton Bijsters en Leo Assendelft de meeste aandacht in de Zuid-Afrikaanse pers. Pietersma’s aanklacht bevat niet minder dan 25 punten, waarbij hij dubieuze racistische standpunten niet schuwt. Zo wijdt hij de ijver van overste Koch om zo veel mogelijk dienstplichtigen door middel van sancties te dwingen dienst te nemen openlijk aan het feit dat Koch joods is.

Pietersma zegt ook te vrezen voor de wraak van Koch voor het geval hij hem te pakken krijgt. Bijsters, die bij dezelfde rechtbank gelijk met Pietersma procedeert, laat in zijn verklaring alle verwijzingen naar politieke en persoonlijke zaken weg.

Smuts, die gedagvaard is als minister president en minister van Buitenlandse Zaken, toont zich in zijn verweer uiterst gebelgd over Pietersma’s politieke argumenten, die hij beschouwt als ‘politieke propaganda’. Smuts eist dat die passages worden geschrapt uit de aanklacht. De rechter weigert dit. Het dagblad Die Burger , die alle 25 punten van Pietersma’s aanklacht in extenso afdrukt, roept haar lezers openlijk op financiële steun voor de bekostiging van het proces naar de krant over te maken.

Leo Assendelft wil van financiële steun uit rechts-nationalistische hoek niets weten. Hij wordt gesteund door progressieve kringen en traditionele anti-oorlogsbewegingen als War Resistors International. Het hierboven geciteerde progressieve Nederlandse echtpaar in Johannesburg schrijft over de processen:

“In het eerste proces, dat Pietersma en Bijsters in Johannesburg begonnen, werden zodanig anti-Engelse en anti-joodse gevoelens aangevoerd dat het duidelijk was dat men hier met een Zuid-Afrikaanse nationalistische stroming te maken had die meer dan eens hun bewondering voor het Nationaal-Socialistische Duitsland hadden laten blijken. Als zodanig genoot het noch de steun noch de sympathie van de Hollanders die het proces van Leo Assendelft

tot het hunne maakten en dat als zodanig als het proces van de Hollanders beschouwd kon worden. Daarvoor is door de gehele Unie gecollecteerd geworden om het tot het allerhoogste gerechtshof te voeren. Niet minder dan 3.000 pond werd voor dit proces binnen een half jaar bijeen gebracht”.

De brief gaat verder: “Het proces werd in eerste instantie verloren en ook in hoger beroep leed het eenzelfde nederlaag. Er bestond hoop bij velen dat het proces gewonnen zou worden, maar de rechters vermeden zorgvuldig de al of niet wettigheid van de Nederlandse regering. Dat was, volgens hen, een kwestie die de Hollanders maar met hun eigen regering moesten uitvechten. De meer realistischen begrepen vanaf het eerste moment dat het proces nooit en te nimmer gewonnen zou worden en alleen belangrijk was om tijd te winnen en een eenheid vormde van verzet.”

Het procescomité heeft inmiddels een rechtskundige verklaring van mr dr H. Verloren van Themaat in handen gekregen. Omdat de Zuid-Afrikaanse wetgeving geen nieuwe beëdigde verklaringen toelaat moet er een geheel nieuw proces beginnen. Dit wordt gedaan door drie andere weigeraars. De verklaring van Verloren van Themaat luidt: “In de Nederlanden heeft er gedurende de eerste halve eeuw van het bestaan van het Koninkrijk onzekerheid geheerst omtrent de koninklijke macht. Deze onzekerheid is opgeheven door het besluit van de Hoge Raad der Nederlanden van 12 Januari 1879. In dit besluit is het Angelsaksische beginsel dat de macht van het staatshoofd op het recht moet steunen ook als grondbeginsel van het Nederlandse staatsrecht beschouwd. In de Nederlandse grondwet is de regeling van de dienstplicht van de Nederlandse onderdanen aan de wet opgedragen. Dit is dus de wet die de bevoegdheid aan de Koningin geeft om de burgers voor militaire dienst op te roepen. De mening dat de Nederlandse onderdanen gebonden zijn om een oproep tot militaire dienst dat niet op de wet berust, te voldoen, is dus niet in overeenstemming met het Nederlands staatsrecht, zoals dit in het besluit van de Hoge Raad van 12 Jan. 1879 neergelegd is.”

Rechter Ramsbotom, die in dit allerhoogste beroep de beslissing moet nemen, bepaalt: “In normale omstandigheden wordt dit beginsel niet betwist. De omstandigheden zijn echter niet normaal. Het land is overrompeld en de Koningin kan niet met haar Staten Generaal functioneren”.

De briefschrijvers concluderen: “En dat was het einde van het proces. Honderden hadden geofferd en tientallen hadden gecollecteerd. Maar met de uitslag van het proces kwam automatisch Oorlogsmaatregel no. 1 in werking”.

Deze maatregel had de Zuid-Afrikaanse regering in januari 1942 speciaal genomen om Nederlandse dienstplichtigen die weigerden op te komen te arresteren en door de Nederlandse autoriteiten te laten deporteren, hoewel zij ook voor andere nationaliteiten gold.


00000000000000000000000000000
Bronnen:
De brieven van Klazien en Jan aan vrienden in Nederland bevinden zich in het gesloten archief van Hein van Wijk in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.
De volledige tekst van het dagboek van Piet Boer werd welwillend afgestaan door zijn zoon Piet.
De Zuid-Afrikaanse kranten hebben uitgebeid aandacht besteed aan de processen van Nederlandse dienstweigeraars.

Hoofdstuk IX


Ossewa Brandwag
Henk Haak, die in 1935 naar Zuid-Afrika emigreerde, besluit al snel dienst te weigeren. Hij beschouwt de Nederlandse regering in Londen als illegaal zonder parlementaire controle en ziet overste Koch als ‘een joodse soldaat met een grote bek en zonder moraal’. Hij reist het land af om steun te krijgen voor hemzelf en andere weigeraars. Haak ontmoet een Duitser, een zekere Herman, die contacten heeft met kringen rond de Ossewa Brandwag en hem een aanbevelingsbrief meegeeft.

Haak komt terecht op een verjaarsfeestje waar nogal wat ‘grijshemden’ van de Ossewa Brandwag aanwezig zijn. Zij raden hem aan om op zoek te gaan naar een zeker Danny E., een OB-leider die in het stadje Senekal (Oranje Vrijstaat) verblijft. Op weg daar naar toe komt Haak in de trein in geprek met een politieman, die hem vertelt dat er gezocht wordt naar de daders van een dynamietaanslag op een hoogspanningsmast. In Senekal heeft Haak op straat een korte ontmoeting met Danny E., Hij laat hem de aanbevelingsbrief van Herman lezen. Danny vertelt een generaal te zijn van de OB. Hij zegt op dat moment weinig voor Haak te kunnen doen, maar zorgt wel voor logies. De ontmoeting tussen Haak en Danny is gezien door een verklikker en Haak wordt gearresteerd. Hij wordt dagen achtereen verhoord op verdenking betrokken te zijn geweest bij de aanslag op de hoogspanningsmast. Ook wil de politie weten waar die brief van Herman is gebleven. Haak heeft die inmiddels vernietigd en ontkent verder alles. Na tien dagen wordt hij vrijgelaten.

Haak gaat door en zoekt steun voor het proces dat hij en nog twee anderen willen beginnen tegen Smuts. Hij vindt twee advocaten die de weigeraars wel willen bijstaan. Intussen wordt voor het proces geld ingezameld. Op een actiebijeenkomst van weigeraars en sympathisanten ontvouwt Haak het plan om een van de kinderen van de Nederlandse gezant, jonkheer van Lennep, te ontvoeren en te gijzelen. De meerderheid van de aanwezigen wijst dit plan als te radicaal van de hand.

Om aan arrestatie te ontkomen trekt Haak de heuvels in, maar hij wordt toch door de politie gevolgd en gearresteerd en voorlopig opgesloten in een politiecel in Durban. Onder politiebegeleiding worden hij en nog twee gearresteerde weigeraars per trein naar Kaapstad overgebracht, maar ze zitten niet bij elkaar. In Kaapstad worden de drie in de gevangenis opgesloten bij een groep al eerder opgepakte weigeraars. Eén van de mede-gearresteeerden die Haak onder politiebegeleiding op het perron ziet langskomen is een 18-jarige jongen. Haak verzucht: ”Laat de Nederlandse regering nu ook al kinderen arresteren”. Dat ‘kind’ was Leo Hoft. “Ik hoorde later pas van Haak’, vertelt Hoft, “dat hij ook in die trein zat. Ik vertelde hem waarom de trein buiten Bloemfontein een ingelaste stop maakte. De vader van mijn vriendinnetje was stationschef van Bloemfontein en had opdracht gegeven even buiten de stad te stoppen, zodat ik afscheid kon nemen van mijn meisje. Haak moest daar hartelijk om lachen. Dat meisje heb ik trouwens nooit meer teruggezien.”

Henk Haak heeft zijn oorlogservaringen zo’n 40 jaar later op grond van zijn herinneringen (later, als hij in hij is gedeporteerd, begint ook hij een dagboek) opgetekend. In hoeverre hij altijd de waarheid spreekt of gebeurtenissen heeft aangedikt is niet te controleren. Hij noemt zelden data, maar vast staat dat hij in zijn 77-paginas- dikke-verslag ‘feiten’ noemt die bewijsbaar onjuist zijn, of door officiële documenten worden tegengesproken. In ieder geval is duidelijk dat hij niet vies is geweest om steun te zoeken bij gewelddadige fascistische organisaties als de Ossewa Brandwag en daar 40 jaar later nog openlijk voor uitkomt.

Johan (bij sommige vrienden staat hij bekend als Jaap) Brouwer heeft in zijn jonge jaren nog gediend bij de Nederlandse marine. Hij weigert voornamelijk dienst, omdat hij geen enkele garantie krijgt dat zijn gezin voldoende financieel zal worden gecompenseerd voor het geval hij sneuvelt. Brouwer heeft nooit een poging gedaan om dienst te nemen bij de Zuid-Afrikaanse strijdkrachten. Dochter Tryna Brouwer herinnert zich: “Natuurlijk hebben wij het erg moeilijk gehad toen mijn vader weg was. Na de oorlog heeft mijn vader nooit veel verteld wat hij in de oorlog heeft meegemaakt. Het enige wat hij er regelmatig over zei was: die rotzakken! Daarmee bedoelde hij [premier] ‘Jannie’ Smuts en Koningin Wilhelmina. Hij wilde alles zo snel mogelijk vergeten en genieten van zijn nieuwe dochter, die kort na de oorlog is geboren.”

Henk Haak en Johan Brouwer hebben elkaar na de oorlog nog regelmatig opgezocht.
Complicaties bij te vroege arrestaties
De Zuid-Afrikaanse regering wil het liefst dat de gearresteerde dienstweigeraars onmiddellijk worden gedeporteerd en dus hooguit enkele dagen in een gevangenis in Kaapstad worden gedetineerd, want die capaciteit heeft men zelf veel te hard nodig. Dus eerst moet een Nederlands schip arriveren, klaar gemaakt worden voor het transport van vijftig tot zestig gevangenen plus nog bewakingspersoneel vóór tot grootscheepse arrestatie wordt overgegaan. Zo is het ook afgesproken tussen de gezant in Pretoria en gezantschapssecretaris Gerard van Swinderen in Kaapstad. Maar Van Lennep bepaalt dat nu er in hoogste instantie uitspraak is gedaan in de processen in het nadeel de weigeraars de arrestaties kunnen beginnen. Hij vreest dat de meesten niet op hun aanhouding zullen wachten en zullen onderduiken.

Begin juli beginnen de arrestaties. In Johannesburg en omgeving verdwijnen er 43 in de gevangenis om zo spoedig mogelijk naar Kaapstad te worden overgebracht. En dan gebeurt waar de gezant al bang voor was: 25 van die 43 weten te ontsnappen. “Nadat dit bekend geworden was”, schrijft de gezant op 16 juli ’42 aan zijn chef, minister Van Kleffens van Buitenlandse Zaken in Londen, ”waren de gevolgen ten eerste een stroom van nalatigheden naar de bureaux der Militaire Missie en ten tweede dreigbrieven aan de Chef der Militaire Missie en aan ondergetekende. In een, door een aan mij bekend persoon ondertekende brief, wordt mij o.a. bericht dat een aanslag op ons leven in voorbereiding is”.

Of de gezant nog aangifte doet tegen de bij hem bekende persoon vermeldt Van Lennep niet.Vermoedelijk had hij het te druk met een nieuwe complicatie als gevolg van het te vroeg vastzetten van weigeraars. In een allerlaatste poging eist de gearresteerde Evert Sulman in een kort geding dat de kapitein van het Nederlandse schip dat hem en zijn lotgenoten meeneemt het recht moet worden ontzegd uit te varen zolang er geen duidelijkheid bestaat dat de kapitein het recht heeft hem in detentie te houden. Volgens Sulman is de gezagvoerder daartoe niet bevoegd..

Opnieuw paniek op het gezantschap. Van Lennep zoekt zo snel mogelijk contact met de Zuid-Afrikaanse regering. De rechter bepaalt dat dit schip moet worden beschouwd als een Nederlands oorlogsschip dat niet onder de jurisdictie van de Unie valt. Dus geen duidelijke uitspraak. Maar Pretoria komt de gezant tegemoet door Oorlogsmaatregel No. 1 zodanig te amenderen dat iedere kapitein van een buitenlands schip het recht heeft een dienstplichtige in zijn vrijheid te beperken en dat dit voor geen enkele officiële Zuid-Afrikaanse instantie aanleiding mag zijn te belemmeren dat het schip uitvaart.

De gezant meldt op 16 juli aan zijn minster: “Het werk van een zeer spannende week is daarmede, naar ik hoop, afgelopen”.
Javanen en karabijnen
De Gezant is opgelucht maar voor gezantschapssecretaris Van Swinderen, tijdelijk gestationeerd in Kaapstad, brengen die veel te vroege arrestaties extra moeilijkheden met zich mee. Tijdens zijn verhoor voor de Nederlandse Parlementaire Commissie verklaart Van Swinderen ondermeer:

“Ik heb nadrukkelijk aan de gezant gevraagd om niet aan de Zuid-Afrikaanse autoriteiten te vragen om de mensen te arresteren voordat ik een schip had. De gezant heeft daar, om wat voor reden dan ook, geen gevolg aan gegeven, voordat ik nog in de verste verte wist of ik een schip zou krijgen. Dit had tot gevolg dat ik in de gevangenis te Kaapstad 58 dienstweigeraars had zitten en niet wist hoe ik die kon wegkrijgen. Want er is tenslotte een schip nodig om enige honderden mensen te transporteren. Men heeft er niet alleen een schip voor nodig, maar ook extra-wasgelegenheid, extra-latrines, zitgelegenheden en eetgerei. De mensen moesten bovendien nog onder bewaking worden vervoerd. Voor de bewaking waren 50 Javaanse matrozen bestemd, die na de val van Nederlands-Indië in de Unie van Zuid-Afrika waren terechtgekomen in een kamp bij Ladysmith. Die mensen moesten ook uit de Unie vandaan en ik heb toen gezegd: laten we dit combineren dan hebben wij de dienstweigeraars, die weg moeten, en we hebben bovendien de gekleurde matrozen, die hier niet graag gezien worden, hier vandaan. Bovendien hebben wij dan aan boord van het schip bewaking; aan de état majeur van een gewoon koopvaardijschip kun je dat nooit opdragen. Ik heb Italiaanse karabijnen, die door de Britten waren buitgemaakt van de Britse marine geleend voor de bewaking. Tenslotte heb ik een schip gekregen, de “Tarakan”van de Stoomvaartmaatschappij Nederland. Dit schip had in vroegere tijd pelgrims gevaren en daardoor had het enige tussendekken beschikbaar. Na al deze strubbelingen is dit schip vertrokken met vijftig mensen; acht zijn er [een week] later vertrokken met de “Baarn” van de KNSM. Wanneer de order om te arresteren was afgegeven op het moment dat ik een schip beschikbaar had in Kaapstad, was er geen strubbeling geweest; dit had dan geen opzien gebaard; er was dan geen herrie geweest”.


Vrouwenprotest
Van Swinderen noemt bij zijn opsomming onder het hoofdstuk ‘herrie’ terloops ook nog een andere zaak waarmee de Nederlandse diplomaten worden geconfronteerd. Tientallen vrouwen van gearresteerde weigeraars bezetten op 25 juli ’42 uit protest het erf van het Nederlands consulaat in Kaapstad en dat van het gezantschap in Pretoria. Van Swinderen weet met veel tact en overredingskracht de vrouwen te bewegen te vertrekken, maar Van Lennep lukt dat in Pretoria niet. Nationalistische dagbladen als Die Burger en Die Transvaler brengen het vrouwenprotest groot op de voorpagina. Uit deze krantenberichten blijkt dat vrouwen de vrijlating van hun dierbaren eisen en minimaal een onderhoudstoelage willen krijgen. De gezant blijft weigeren en de vrouwen blijven de hele nacht slapen op het gezantschapsterrein. De volgende dag spreekt hij kort met de vrouwen en belt daarna de politie die de vrouwen zonder geweld het terrein af begeleidt. De vrouwen hebben geen afscheid kunnen nemen van hun mannen en ze weten niet eens of de Tarakan al is vertrokken, want dat blijft diep geheim. Tryna Brouwer, dochter van weigeraar Johan Brouwer, weet zich nog te herinneren dat de vrouwen en kinderen, nadat de mannen met de Tarakan en de Baarn waren vertrokken, bij het Nederlandse gezantschap zijn blijven demonstreren. Uiteindelijk krijgt ieder gezin twaalf pond in de maand, of slechts zeven pond als zij een eigen woning bezitten, want dat moeten zij dan eerst maar ‘opeten’.

Klazien en Jan schrijven in hun al eerder genoemde brief aan vrienden in Nederland ook over de vrouwenactie: “Vooral in Pretoria hebben de vrouwen een actie gevoerd die niet mag worden vergeten. Zij hebben de onmiddellijke invrijheidsstelling van hun echtgenooten geëist en toen daar geen gevolg aan werd gegeven hebben zij er op aangedrongen om ook hen samen met hun geliefden te deporteren. Een verzoek tot ondersteuning werd in het beginstadium geweigerd. Het consulaat te Pretoria brandmerkte de dienstweigeraars als misdadigers en vertelde de vrouwen een beroep te doen op die mensen die zoveel geld over hadden voor [gerechtelijke] hofzaken.”


Onderduikers
Nadat de 58 weigeraars zijn overgebracht naar Suriname, blijft gezant Van Lennep jacht maken op onderduikers die trachten Zuid-Afrika te ontvluchten. Hij vermoedt dat zij Portugese koloniën in Afrika trachten te bereiken om vervolgens via Lissabon naar Nederland door te reizen. Van Lennep vraagt in oktober 1942 zijn minister in Londen de Nederlandse consulaten in Angola en Mozambique te verzoeken een oogje in het zeil te houden en voegt een lijst van twintig namen toe van nog voortvluchtige weigeraars. De administratie van de gezant lijkt niet helemaal in orde, want op de lijst komen verschillende personen voor die dan al maanden in Suriname vastzitten, onder wie de al eerder genoemde Leo Hoft.

De naar schatting 130 onderduikers worden beschermd en gevoed met behulp van enkele netwerken van sympatisanten. Het ene netwerk ontfermt zich over de ‘vluchtelingen’, zoals ze algemeen genoemd worden, die zich verwant voelen aan de Zuid-Afrikanen die fel anti-Brits zijn, zoals de Ossewa Brandwag. Een andere groep, voornamelijk pacifisten, kan rekenen op bijstand van organisaties zoals War Resisters’ International. Die scheiding had zich ook al gemanifesteerd tijdens de campagnes voor financiële steun voor de processen die een aantal hebben gevoerd.

Nadat de Militaire Missie belast met de rekrutering zijn taak eind 1942 heeft beëindigd vermindert het zoeken naar ondergedoken dienstweigeraars aanmerkelijk. Er zijn weinig verhalen van onderduikers bekend. Max van Dijkhorst herinnert zich nog wel een verhaal van een vluchteling die zich een weg kapte door het Krüger Wildpark in een poging het aan het park grenzende Portugese Mozambique te bereiken.

Nico Korsman, wiens vader net te oud was om als dienstplichtige te worden opgeroepen, herinnert zich dat zijn oom in zijn boerderij in Oost-Transvaal vier dienstweigeraars liet onderduiken. Verder weet Korsman zich te herinneren dat een andere dienstweigeraar zich vermomde als voddenjood en door het land trok met een ezelwagentje. Vier dienstweigeraars wisten, aldus Korsman, Mozambique te bereiken, maar ze hadden het daar zo slecht naar hun zin dat ze naar Zuid-Afrika terugkeerden. Eén, een zekere Oudt, is later toch gearresteerd. Zijn naam komt niet voor op de lijst van de 58 gedeporteerden, dus vermoedelijk heeft hij weten te onntsnappen.

Joop Roeleveld schrijft op zijn onderduikadres een vlammend gedicht, dat overigens niet geheel van anti-semitische smetten vrij is.
VLUG VLUG
Er was eens een Hollandse Missie,

Het hoofd was natuurlijk een Jood,

Die kwam hier vrijwilligers halen,

En zetten ze dan op de boot.

Hij kon echter hier niets uitrichten,

Want niemand die hier graag wou gaan,

Toen ging hij ze allemaal verplichten,

Ons vrijheid die was naar de maan.


Refrein:
Vlug, vlug, Hollanders vlug.

Zoek gauw een schuilplekje op.

Vlug, vlug Hollanders vlug

Anders dan heb je een strop

Als je niet vlucht dan wordt je gepikt

En zetten je dan in de Lik.


Na nog zes coupletten eindigt Roeleveld zijn gedicht met:
Kom, kom, Hollanders kom,

De Missie is hier weer vandaan

Kom, kom Hollanders kom,

Ja kan nou naar huis toe weer gaan.

Haal af jou snor, zet af jou bril

De storm is voorbij, het is stil.


Met de ‘jood’ in de tweede regel wordt de leider van de militaire missie overste Koch bedoeld.
000000000000000000000000000

Yüklə 310,34 Kb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©azkurs.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin