Conceptverslag van een notaoverleg



Yüklə 207,26 Kb.
səhifə1/6
tarix10.04.2017
ölçüsü207,26 Kb.
#13726
  1   2   3   4   5   6





CONCEPTVERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 7 december 2015 overleg gevoerd met de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de initiatiefnota van het lid Straus "Krimp in het voortgezet onderwijs — van kramp naar kans".

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,


Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,


De Kler

Voorzitter: Van Meenen


Griffier: De Kler

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bisschop, Van Meenen, Rog, Siderius, Straus, Veldman en Ypma,

en de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Aanvang 11.00 uur.


Initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs


Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 november 2015 met de beleidsreactie op de initiatiefnota van het lid Straus "Krimp in het voortgezet onderwijs — van kramp naar kans" (34226, nr. 3);

  • de initiatiefnota van het lid Straus "Krimp in het voortgezet onderwijs — van kramp naar kans" (34226);

  • de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 december 2015 met de reactie op de brief van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de aanbieding van het eindrapport inzake de evaluatie van de Wet fusietoets in het onderwijs (32040, nr. 24);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 november 2015 inzake de leerlingendaling in het vmbo (30079, nr. 64);

  • de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 november 2015 ter aanbieding van het eindrapport inzake de evaluatie van de Wet fusietoets in het onderwijs (32040, nr. 23);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 november 2015 ter aanbieding van het afschrift van de brief aan de Adviescommissie fusietoets in het onderwijs over normenkader voor bestuurlijke fusies tussen openbaar en bijzonder onderwijs (2015Z21007);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 oktober 2015 met de beantwoording van vragen van de commissie over het wegnemen van de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs (31135, nr. 57);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 juli 2015 inzake het wegnemen van de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs (31135, nr. 54);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 augustus 2015 inzake de voortgangsrapportage uitvoering maatregelen leerlingendaling (31289, nr. 251);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 mei 2015 inzake alternatieven voor de kleine scholen coöperatie (31293, nr. 256);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 24 maart 2015 inzake een nieuwe nevenvestiging buiten het gebied van een regionaal plan onderwijsvoorzieningen (RPO) (31135, nr. 51);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 27 oktober 2014 inzake het advies Nederlands Centrum voor Onderwijsrecht over een coöperatie van kleine scholen (31293, nr. 217);

  • de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 december 2014 inzake de stand van zaken beleid leerlingendaling (31289, nr. 214).

De voorzitter:


Goedemorgen. Ik heet u allen van harte welkom bij het notaoverleg naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Straus, die wij als Karin kennen, van de VVD, geheten: Krimp in het voortgezet onderwijs — van kramp naar kans. Het woord zegt het al: een notaoverleg gaat dus over een nota. Mevrouw Straus heeft die het licht laten zien. We gaan erover spreken. Dat doen we in een vast patroon. De Kamer zal in eerste termijn reageren op de nota. We hebben een spreektijd afgesproken van globaal zes minuten per fractie. Dan volgt de reactie van de initiatiefneemster. Daarna komt de staatssecretaris met zijn reactie. Ik heet hem en zijn ambtenaren uiteraard ook van harte welkom. In de tweede termijn van de Kamer kunnen eventueel moties worden ingediend. Hierop volgt dan weer een reactie van de initiatiefneemster en de staatssecretaris. Het overleg staat gepland tot 18.30 uur. Het is niet strikt noodzakelijk om dat te halen. Ik zal erop toezien dat het ordelijk verloopt. Ik wens u allen een plezierig en goed overleg toe.

De heer Veldman (VVD):


Voorzitter. Nederland krimpt. Dat wil niet zeggen dat Nederland kleiner wordt, maar dat er gebieden zijn waar minder mensen wonen dan voorheen. Voor deze gebieden betekent dit dat de voorzieningen zich moeten aanpassen aan een ander niveau en een andere omvang. Minder mensen betekent minder vraag. De markt doet dan meestal zijn werk en het aanbod past zich dan ook daaraan aan. Waar een dorp eerst vier kroegjes kende, is er nu nog één kroeg.

Voor publieke voorzieningen, zoals politie, ziekenhuizen en scholen, betekent krimp een extra uitdaging. Veiligheid, zorg en onderwijs moeten goed geregeld zijn voor alle Nederlanders. Tegelijkertijd moet publiek geld doeltreffend besteed worden. Dat kan leiden tot spanning op en met ooit goedbedoelde regelgeving. Die spanning zal op veel plekken gevoeld worden. In de komende vijf jaar krijgt 85% van de schoolbesturen in het voortgezet onderwijs met krimp te maken.

Collega Straus heeft hier oog voor en heeft een goede initiatiefnota opgesteld. Het is sowieso te waarderen dat collega's uit de Kamer de moeite nemen om een initiatiefnota op te stellen; mijn waardering dus voor collega Straus. Zij herkent een probleem waarop nog onvoldoende een antwoord is geformuleerd, namelijk dat krimp in het primair onderwijs zich ook voortzet in het voortgezet onderwijs. Straus geeft de overheid een rol die haar past: een overheid die samenwerking stimuleert, regels beperkt en goed onderwijs waarborgt. Kortom, de VVD-fractie heeft grote waardering voor het initiatief van collega Straus.

Het uitgangspunt van de VVD is dat elk kind goed en bereikbaar onderwijs op elk niveau moet kunnen krijgen. In gebieden met een teruglopend aantal leerlingen vraagt dat veel van scholen. Straus schetst in haar nota dat samenwerking tussen scholen vaak niet of te laat tot stand komt. Vaak heeft dit met onderlinge concurrentie te maken. Ik vraag collega Straus en de staatssecretaris of dit in hun opinie de belangrijkste reden is. Welke oorzaken zien zij nog meer? Is er naast de voorstellen uit de notitie van Straus nog meer nodig?

Samenwerking is goed, samengaan is soms nog beter. Helaas staat er bij het samengaan tussen wens en werkelijkheid de fusietoets. Deze is ooit bedacht om de menselijke maat in het onderwijs te behouden. Het rapport uit maart van dit jaar geeft echter een duidelijke conclusie. De Wet fusietoets heeft een onduidelijke opbrengst en werkt op een aantal punten, zoals de menselijke maat, de feitelijke keuzevrijheid op lokaal niveau en bij de aanpak van de krimp, in de praktijk niet goed uit. Aldus het evaluatierapport. Om in onderwijstermen te spreken: de fusietoets krijgt dus een dikke onvoldoende. Wat doen we dan?

De reactie van de staatssecretaris is voorzichtig. Hij gaat nog eens om de tafel om breed draagvlak te zoeken. Is er überhaupt nog wel voldoende draagvlak? Heeft hij de signalen van de VO-raad en de PO-Raad opgevangen? Hoe verhoudt deze stap zich met de uitkomsten van het rapport? Deelt de staatssecretaris de mening dat in krimpgebieden nu actie nodig is? De VVD ziet die urgentie wel, want die is er nu. In veel gebieden staat de kwaliteit, bereikbaarheid en keuzevrijheid onder druk als een fusie uitblijft. Collega Straus doet het voorstel om de fusietoets in officiële krimpgebieden te laten vervallen om zo te voorkomen dat er in een krimpregio een schoolsoort wegvalt, of zelfs de laatste school verdwijnt. De VVD steunt dit. Sterker nog, ik zou willen voorstellen om het breder aan te vliegen: niet op basis van regio, maar op basis van daadwerkelijke krimp in het leerlingenaantal. Ik wil collega Straus vragen waarom zij zich beperkt tot de gebieden met een krimpstatus.

Uiteraard vraag ik ook de staatssecretaris hoe hij tegen het voorstel ten aanzien van de fusietoets uit de nota van Straus aankijkt, maar ook tegen de aanvliegroute van daadwerkelijke krimp van het leerlingenaantal. Ik geef als voorbeeld geen fusietoets toepassen bij een daling van 7,5% over vijf jaar. Daarnaast vraag ik de staatssecretaris om in te gaan op het voorstel om in het toetsingskader op te nemen dat, wanneer een fusie noodzakelijk is om een volwaardig aanbod te behouden, deze in de regio wel zal worden goedgekeurd. Ook vraag ik de staatssecretaris wat hij vindt van de mogelijkheid van een vertrouwelijke pre-fusietoets.

Ik zei al dat bij krimp creativiteit nodig is. Deze kan op gespannen voet staan met bestaande regelgeving en de Experimentenwet zou hierin een uitkomst moeten bieden. Straus doet het voorstel om krimpende scholen expliciet toegang te verlenen tot gebruikmaking van de Experimentenwet. Een goed voorstel, lijkt mij. Ik wil collega Straus vragen of zij dit bedoelt voor scholen in officiële krimpregio's of voor scholen die met een substantiële daling van het aantal leerlingen te maken hebben. De staatssecretaris geeft in zijn brief een uitgebreide reactie en ik wil hem vragen of hij het voorstel van Straus omarmt, of heeft hij wellicht nog enige reserves? Dat valt uit zijn reactie te lezen.

Over de Experimentenwet in zijn algemeenheid wil ik de staatssecretaris ook nog iets anders vragen. Op basis van de bestaande wet heeft hij negen maanden de tijd om te reageren op een experimentaanvraag. Dat lijkt mij een erg lange termijn. Kan dat niet wat sneller?

Gezien de tijd kan ik niet bij alle voorstellen van collega Straus stilstaan. Dat is niet erg, want sommige voorstellen hebben geen nadere duiding nodig. Die zijn gewoon goed zoals beschreven. De LOOT- en DAMU-voorstellen spreken voor zich. De VVD staat integraal achter de voorstellen die collega Straus doet, met enkele uitbreidingen zoals net aangegeven. Ik vraag de staatssecretaris wel om op alle voorstellen uit de nota van Straus te reageren.

Ik wil de staatssecretaris ook nog een vraag stellen over de bekostiging van het onderwijs. Straus doet ook een voorstel tot onderzoek, maar ik wil nog een specifieke vraag stellen over de doelmatigheid van de huidige bekostiging. Is deze nu zodanig dat we in het voortgezet onderwijs een redelijke toegang tot elke schoolsoort van vmbo tot vwo kunnen waarborgen? De bekostiging dient daar immers op ingericht te zijn. Deelt de staatssecretaris deze opvatting, en zo ja, welke varianten van bekostiging ziet hij voor zich? Hoe wordt krimp in zijn algemeenheid ondervangen binnen het huidige bekostigingsmodel en welke aanpassingen zijn mogelijk om met de problematiek van krimp in het onderwijs om te gaan?

De heer Bisschop (SGP):


Voorzitter. Ik begin met mijn waardering uit te spreken voor de nota die collega Straus heeft overlegd. Een nota over een aangelegen onderwerp, de krimp in het onderwijs. Bij alle stemmingen, discussies, overleggen en debatten die wij hier hebben, is het af en toe een verademing dat een collega daarnaast het initiatief neemt om een bepaald thema extra te agenderen. Het verdient waardering dat dit gebeurt. Inhoudelijk worden er in de nota heel behartenswaardige zaken aangesneden. Mijn complimenten! Ik wil eerst op haar reageren en daarna op de reactie van het kabinet.

Met de initiatiefnota over krimp in het onderwijs raakt de initiatiefneemster een kern van het onderwijsbeleid. Een rode lijn door de nota is de zorg voor voldoende aanbod van geschikt onderwijs. Dat komt regelrecht uit de Grondwet en dan ben je bij de SGP natuurlijk aan het goede adres. De overheid moet zorg dragen voor voldoende aanbod van openbaar onderwijs, goed onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is. Het siert de initiatiefneemster dat zij die handschoen heeft opgepakt. In de nota vinden we allerlei concrete voorstellen, maar uit de nota blijkt eigenlijk vooral dat goede samenwerking in de regio veel meer oplevert. De SGP vraagt zich af wat de rol van de provincie hierbij is. In de Wet op het voortgezet onderwijs is al geregeld dat juist de provincie erop moet toezien dat er voldoende openbaar onderwijs beschikbaar is. Daarbij speelt ook de inbreng van ouders een belangrijke rol. Hoe kijkt de initiatiefneemster tegen deze rol van de provincie aan? Is de provincie geen onafhankelijke speler die goed overzicht heeft, althans, behoort te hebben over het aanbod, en die samenwerking kan bevorderen? Kan zij daarin niet veel meer dan tot nu toe een soort regisseursrol vervullen? De SGP is benieuwd of de initiatiefneemster op dit punt aanvullende voorstellen ziet.

De initiatiefneemster benoemt de zorg van de overheid voor een goed bereisbaar aanbod. Dat is een wezenlijk punt. De vraag wat we van het onderwijsaanbod verwachten, hangt sterk af van de vraag welke afstanden wij normaal vinden. De SGP vraagt zich af hoe de initiatiefneemster het criterium bereisbaarheid wil invullen. Ze noemt een straal van 15 kilometer en een voorbeeld van de dichtstbijzijnde school die op 24 kilometer staat. Zijn dat echt onoverkomelijke afstanden in het voortgezet onderwijs? Duizenden leerlingen reizen toch al jaren een uur lang om op school te komen? Op welke manier krijgt het vervoer van leerlingen een plaats in haar plannen en voorstellen?

De initiatiefneemster ziet verschillende mogelijkheden tot een samenwerkingsschool. Zij verwijst ook naar verschillende voorstellen voor het uitbreiden van de mogelijkheden tot een officiële samenwerkingsschool. Om effectief en efficiënt samen te werken is een informele samenwerkingsschool misschien wel veel wenselijker dan een juridische, met alle hobbels van dien. Vindt de initiatiefneemster het ook verstandiger als de inspanningen eerst maximaal op een informele samenwerkingsschool gericht zijn? Kan zij aangeven hoe een samenwerking eruitziet wanneer er sprake is van een openbare school met een klassiek onderwijsmodel en bijvoorbeeld een montessorischool?

De initiatiefneemster vindt de fusietoets te knellend als het gaat om keuzevrijheid. Toen ik mij nog eens in de partijgeschiedenis op dit punt verdiepte, gewerd mij dat de SGP van begin af aan kritisch is geweest over de fusietoets. De initiatiefneemster stelt nu verruimingen van die toets voor. De SGP vraagt zich af of het er duidelijker op wordt. Als er allerlei nieuwe criteria worden gestapeld op de normen die recentelijk dankzij de motie-Ypma zijn ontstaan, komt er weer een aparte regeling voor krimpgebieden. Is er geen fundamentelere heroverweging nodig? Deze lijn heeft collega Veldman zojuist ook min of meer verwoord.

Ik maak graag een aantal opmerkingen aan het adres van de regering. Aan het overnemen van een school blijken juridisch behoorlijk wat risico's te kleven. Dat kan goede oplossingen erg belemmeren, zeker in krimpgebieden. Indien een school wordt overgenomen is het risico groot dat die actie wordt gezien als overgang van onderneming, waardoor alle personeel recht heeft op voortzetting van het arbeidscontract. Het bestuur zou de over te nemen school eerst failliet moet laten gaan, maar dat is vanuit het oogpunt van continuïteit van onderwijskwaliteit onwenselijk. Is de staatssecretaris bekend met deze problemen? Wil hij onderzoeken hoe wet- en regelgeving op dat punt kan worden aangepast, zodat vanuit onderwijskundig belang gezien de zaken het best kunnen worden geregeld? Aan de staatssecretaris leg ik ook graag de vraag voor hoe hij de rol van de provincie ziet. Is het geen tijd om de bestaande zorgplicht van de provincie onder het stof vandaan te halen en aan te passen om ervoor te zorgen dat de provincie meer in beeld komt? Zeker gezien de regionale spreiding en alles wat daarmee samenhangt, is dat niet onbelangrijk.

De Commissie Fusietoets Onderwijs benoemt het risico dat er fusieconstructies komen die too big to fail zijn. De SGP hoort graag van de regering of zulke besturen, scholen of constructies goed zijn af te bakenen, en zo ja, of een fusietoets nieuwe stijl niet vooral gericht moet zijn op het vermijden van dergelijke problemen. De SGP hecht zeer aan vaart op dit dossier. Aangekondigde plannen moeten dus echt werkelijkheid worden. Verder zou de SGP niet willen wachten tot 1 maart voordat we verder praten over de fusietoets. Kan de staatssecretaris aangeven of hij dat kan versnellen? We hebben immers al behoorlijk wat tijd gehad om na te denken.

Ik heb nog één punt: de bekostiging. Ik heb daar geen concrete voorstellen voor, maar wie op zich laat inwerken wat krimp betekent voor de exploitatie van scholen — ook als ze in enigerlei vorm fuseren — moet onder ogen zien dat de bekostiging per leerling, zeker zoals die nu in het voortgezet onderwijs is geregeld, niet op deze voet gehandhaafd kan blijven. Op termijn zullen we toe moeten naar een ruimere bekostiging als we een goed, dekkend aanbod van onderwijsvoorzieningen verspreid over het hele land overeind willen houden. Ik hoor daarop graag reflectie van de staatssecretaris.

Hier wil ik het graag bij laten. Ik dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:


... Oh! Mijnheer Bisschop, u was zo snel klaar dat ik er gewoon van schrik.

De heer Bisschop (SGP):


Ik vermoedde een seniorenmomentje.

De voorzitter:


Nee, nee. Dat heb ik ook weleens, maar dit was iets anders. Mijn excuses. Ik wijs de leden er overigens op dat, ondanks mijn voorzitterschap, interrupties toegestaan zijn.

Wij gaan snel over naar de heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Het is een mooi gegeven dat we hier over dit belangwekkende onderwerp spreken. Het CDA wil de indiener van deze initiatiefnota dan ook een zeer welgemeend compliment maken voor de gedegen analyses en doordachte oplossingsrichtingen. Krimp is een onderwerp dat in grote delen van het land grote gevolgen heeft. In het basisonderwijs zijn in de afgelopen periode vele honderden scholen gesloten. Ook de consequenties in het voortgezet onderwijs worden in rap tempo groter.

De initiatiefnota is over het algemeen een genuanceerd stuk, maar soms is de indiener toch wat radicaal in haar keuzes of statements. Dat is lang niet altijd verkeerd, want in sommige gevallen omarmen wij die radicalere keuzes. In andere gevallen stel ik er wat vragen bij, bijvoorbeeld bij het feit dat mevrouw Straus nogal expliciet kiest voor het regionaal dekkend aanbod van schoolsoorten. Daarmee lijken het pluriforme aanbod en de keuzevrijheid van ouders wat op de achtergrond te worden geplaatst. Voor het CDA zijn ook die zaken van het grootst mogelijke belang. Wij proberen ze in de toekomst, met krimp, juist op peil te houden. Dit neemt niet weg dat sommige scholen heel graag regionaal willen samenwerken, ook over denominaties heen. Wat het CDA betreft krijgen deze initiatieven van onderop alle ruimte, juist om de pluriformiteit te behouden, ook als die wordt vormgegeven in een samenwerkingsschool.

Het CDA heeft er eerder voor gepleit om de strakke 50%-regel in het voortgezet onderwijs los te laten. De staatssecretaris heeft de mogelijkheden hiervoor inmiddels verruimd. Geldt die verruiming voor maximaal vijf jaar? Of is er nu een structurele mogelijkheid dat leerlingen de onderbouw van het voortgezet onderwijs dicht bij huis volgen en de bovenbouw, waar een grotere variëteit van profielen nodig is, in een regiofunctie wordt vormgegeven?

Voor de ruimte voor samenwerkingsscholen kiest de staatssecretaris in zijn voorstellen al het uitgangspunt van een hogere stichtingsnorm. De indiener gaat nog een stapje verder. Als scholen binnen zeven jaar onder de stichtingsnorm komen, stelt zij dat scholen bij een fusie of bestuursoverdracht uitgezonderd moeten worden van de fusietoets. Is de indiener het met het CDA eens dat dit kan betekenen dat ook scholen met een relatief stabiel leerlingenaantal die ruimschoots boven de opheffingsnorm en zelfs de stichtingsnorm blijven, worden uitgezonderd van de fusietoets? Het CDA meent dan wel wat disbalans te krijgen; die kan ook leiden tot een ongelijk speelveld tussen scholen.

Het CDA is blij met de positieve aandacht die de indienster besteedt aan de positie van de mr en de gmr en het recht om te komen tot een fusie-effectrapportage. Helaas bestaan er situaties waarin een school wordt gesloten zonder dat de mr van de betreffende school erbij betrokken is geweest. Ziet de indienster mogelijkheden om de positie van de mr in dergelijke situaties te versterken? Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegenaan?

Ook is van belang dat op redelijk bereisbare afstand alle onderwijssoorten beschikbaar blijven. Daarom is het CDA wat verbaasd over het feit dat de indienster de door haarzelf opgeworpen suggestie van een kleinescholentoeslag in het voortgezet onderwijs onmiddellijk afwijst. Zou zo'n kleinescholentoeslag in het vo niet vooral ook een oplossing kunnen bieden voor een aantal scholen, waarbij er vanzelfsprekend niet alleen rekening wordt gehouden met de omvang van de school, maar ook met het aantal schoolsoorten en het aantal profielen in de bovenbouw? Kan de indienster hier nog eens nader op ingaan? Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij hiertegenaan kijkt, juist ook gericht op het behouden van een breed aanbod?

Het CDA deelt de opvatting van de indienster dat de fusietoets in krimpregio's belemmerend kan werken. Het CDA wil graag een soepeler beleid, zeker voor scholen die te maken hebben met forse krimp. Net als indienster, kiezen wij nu niet voor het volledig afschaffen van de fusietoets. Maar de oplossing die mevrouw Straus in haar nota beschrijft, namelijk de fusietoets voor de krimpgebieden geheel afschaffen, vinden wij een wat grofmazige keuze. Het CDA komt graag tot een gerichter onderscheid, waarbij scholen die daadwerkelijk een forsere krimp ervaren, worden uitgesloten van de fusietoets.

In een van de vele krimpgebieden in Nederland, Groningen, is krimp niet de enige uitdaging waarvoor scholen zich geplaatst zien. Veel scholen daar hebben te maken met aardbevingsschade. Dat plaatst schoolbesturen voor grote problemen en het brengt veiligheidsrisico's met zich mee voor leerlingen en leraren. Is de staatssecretaris bereid om de noden bij deze scholen te inventariseren en hierover in overleg te treden met de schoolbesturen in het aardbevingsgebied?

In de initiatiefnota wordt ook ingegaan op het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Per 1 juli 2016 hebben scholen voor bijzonder onderwijs te maken met de ketenbepaling, met alle negatieve gevolgen van dien, ook voor leerlingen en leraren. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegenaan? Ziet hij mogelijkheden om te bevorderen dat het afwijken van die ketenregeling weer in de cao wordt geregeld en dat zo het gelijke speelveld tussen openbaar en bijzonder onderwijs blijft bestaan?

Mevrouw Ypma (PvdA):


Voorzitter. De initiatiefnota van collega Straus verdient veel waardering. Het is veel werk om een initiatiefnota te schrijven. Ik heb ook waardering voor de inhoud voor zover deze nota voorstellen doet om de verschraling van het onderwijsaanbod tegen te gaan.

"Goed onderwijs voor alle kinderen", daarmee begint mevrouw Straus. Ze doet voorstellen voor het voortgezet onderwijs, omdat daar de krimp ook wordt gevoeld. Ze wil dat dit als kans wordt gezien in plaats van dat we in de kramp schieten. Dat is een prachtig uitgangspunt. Ze verwijst daarbij ook naar mijn initiatiefnota Samenwerken voor onderwijs, over het wegnemen van wettelijke belemmeringen bij het starten en onderhouden van samenwerkingsscholen. De Kamer heeft daarin de regering verzocht om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het versoepelen van artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs, met inachtneming van artikel 23 van de Grondwet, om op deze wijze een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren voor het openbaar onderwijs. Wat de Partij van de Arbeid betreft mag de regering op dat punt nu doorpakken en de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs wegnemen, zodat ook openbare scholen samenwerkingsscholen kunnen starten. Op dit punt zitten wij dus volledig op een lijn met de VVD. We willen samenwerkingsscholen en dus samenwerking over de grens van denominaties heen stimuleren. Naar aanleiding van mijn initiatiefnota wil ik de staatssecretaris dan ook het volgende vragen: is de wetgeving al in werking getreden, welke ruimte biedt een en ander op dit moment al en kan er nu ook een samenwerkingsschool ontstaan onder een openbaar schoolbestuur?


Yüklə 207,26 Kb.

Dostları ilə paylaş:
  1   2   3   4   5   6




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©azkurs.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin